Vragen

Published april 10, 2013 by

Van een 93-jarig abonnee (A.T. te G.) die zo graag trouw wil blijven aan het Woord van God, kreeg ik de volgende vraag: Ik heb laatst op tv een genezingsdienst gezien waar ik een beetje ontdaan van ben. Ik geloof beslist in wonderen, maar moet dat nu zo?

Antwoord:
Zo langzamerhand dreigt er in de gemeente van Christus een vervreemding te ontstaan tussen bijbelgetrouwe – en wonderen zoekende broeders en zusters. Het gaat hierbij niet om de vraag of we in wonderen geloven, maar veel meer om de vraag, hoe en waarom deze wonderen gebeuren. In het bekende, seculiere boek Megatrends, waarin stilgestaan wordt bij de komende veranderingen in Nederland, wordt ook gesproken over de charismatisering van de kerk. De moderne mens is consumptief ingesteld en gaat er van uit dat het geloof ook in praktische zin wat oplevert. Het geloof in Christus moet ons voorspoed opleveren, levensvreugde en niet te vergeten een gezond lichaam. Het lijden, de ontbering en de verdrukking van de eerste christenen hebben we als kerk ver achter ons gelaten. We zijn als kerk tegenwoordig maatschappelijk aanvaard. De diensten moeten aantrekkelijk zijn en onze gevoelens aanspreken. De kerk behoort vooral groot en jeugdig te zijn.

Zo krijgen we binnen de theologie ook steeds meer met een aanrakings- en gevoelstheologie te maken. Vele liederen die vandaag in de gemeente gezongen worden gaan over dit aanraken en voelen. Zo vervreemdt de gemeente van Jezus Christus steeds verder van haar oorspronkelijke wortels in Christus en Zijn Woord en verandert in een gemeente die aan de kenmerken van Laodicea voldoet. In de ogen van hen zelf: rijk en aan niets gebrek… maar in Gods ogen: lauw, onrein, arm, blind en naakt! Het is maar hoe je er naar kijkt. Vanuit menselijk standpunt: niets mis mee, maar door Gods ogen gezien: ellendig!

De moderne christen is niet meer tevreden met alleen de zekerheid vanuit Gods Woord. Ze zoeken naar andere bevestigingen en vinden deze in tekenen en wonderen. Het verlangen naar tekenen en wonderen blijkt voor hen onverzadigbaar te worden. Wie zich daar eenmaal op richt, krijgt te maken met een onverzadigbaar verlangen dat niet te stillen is. Het moet steeds meer, groter en spectaculairder zijn. Een dienst waarin alleen “maar” Gods Woord verkondigd wordt, zonder tekenen en wonderen, of emotioneel aansprekende elementen, is voor hen beneden de maat.

Een ontevreden gevoel vervult hun hart zodat ze opzoek gaan naar nog meer… meer van wat? Het moge duidelijk zijn, dat de charismatisering van de kerk een antwoord is op de starheid en de liberalisering die veel kerken verwoest hebben. Een gevaar van doorslaan naar de andere kant ligt dan ook voor de hand. Wat zou het fijn zijn, wanneer in de kerk een nieuwe liefde ontstaat voor Gods Woord en dat er een nieuwe lichting voorgangers komt, niet in de eerste plaats als getrainde managers of showmasters, maar met een diepe liefde voor dit Woord om daarmee de gemeente te voeden, op te bouwen en voor te bereiden op de komst van Christus.

Ds. Theo Niemeijer(overgenomen uit het Zoeklicht van 26 mei 2007)

Mw. K. te D. vraag naar aanleiding van de beantwoording in nr. 1 over 1 Korintiƫrs 5:5 over zekerheid van ons behoud. Wordt iemand die afgedwaald is toch nog behouden?

Antwoord:
In bovengenoemd gedeelte zien we inderdaad hoe een broeder in zonde kan vallen, aan de satan overgeleverd wordt, maar uiteindelijk toch geestelijk behouden kan worden. De Here Jezus doet over zijn eigen schapen een hele stellige uitspraak: ‘Ik geef hun eeuwig leven en zij zullen voorzeker niet verloren gaan in eeuwigheid’ (Joh. 10:28). “Voorzeker niet” is dubbelop! Wanneer we bij Zijn kudde behoren, die Hij duur gekocht heeft door zijn bloed (zie Hand. 20:28) zal Hij ons nooit verloren laten gaan. Soms dwalen Zijn schapen wel eens een eind weg van de kudde, maar Hij blijft getrouw en blijft Zijn verdwaalde schapen zoeken totdat Hij ze terugvindt. Deze laatste uitdrukking: “totdat Hij het vindt”, komen we letterlijk tegen in Lucas 15:4! Hij geefthet zoeken niet op, vooral het zoeken naar afgedwaalde schapen van Zijn kudde. Als we tot het geloof in de Here Jezus komen, worden we wedergeboren, waarbij we Gods Geest ontvangen en daarmee verzegeld worden. (Ef. 1:13), waarmee we ook als lid toegevoegd worden aan het lichaam van Christus. Aan deze positie zal – en kan ook nooit meer iets veranderd worden. De Goede Herder heeft zowel volgzame, als ongehoorzame schapen, maar het blijven schapen van de Here Jezus. Hij blijft Zijn schapen trouw. Zo staat er ook in Gods Woord: ‘Indien wij ontrouw zijn, Hij blijft getrouw, want zichzelf verloochenen kan Hij niet’ (2 Tim. 2:13). Wij moeten Zijn trouw niet afmeten aan onze trouw en Zijn liefde voor ons aan onze liefde voor Hem.

De uitdrukking “Hij blijft getrouw” betekent niet dat Hij alles goed vindt! Het komt nog wel eens voor, dat Hij Zijn afgedwaalde kinderen terechtwijst om hen weer terug te brengen in de gemeenschap met Hem. Soms laat Hij Zijn kinderen een heel eind gaan (denk aan de verloren zoon), maar vroeg of laat komt Hij hen weer tegen om hen terug te brengen naar Zijn kudde. We worden vaak in de war gebracht door schijnchristenen die van het geloof afvallen. We hebben dan te maken met ‘christenen’ die vaak heel erg enthousiast zijn, maar na verloop van tijd dit enthousiasme niet meer vol kunnen houden. Ze zijn wel aangeraakt door het Evangelie, maar hebben zich nooit werkelijk bekeerd. MatteĆ¼s 13:21 spreekt over ‘iemand van het ogenblik’, die heel enthousiast het Woord aanvaardt, maar het blijkt allemaal heel oppervlakkig te zijn. Zulk soort mensen kan inderdaad van het (schijn) geloof afvallen, maar het gaat hier eigenlijk om mensen die in wezen nooit echt wedergeboren geweest zijn.

Wanneer Paulus het heeft over: “Ik heb het geloof behouden” (2 Tim. 4:7) dan bedoelt hij hiermee niet te zeggen, dat hij door alles heen christen gebleven is, maar veel meer, dat de beproevingen, die hij meegemaakt heeft, hem niet van de Here af getrokken hebben, maar veel meer hem in zijn loopbaan bevestigd hebben. We hebben hier te maken met twee soorten van geloof: ten eerste het geloof, waardoor je een kind van God wordt, maar daarnaast het geloof, waaruit je dagelijks mag leven. Bij Paulus gaat het hier om dit dagelijkse geloofsleven.

Ds. Theo Niemeijer(overgenomen uit het Zoeklicht van 9 juni 2007)