Jezus kan ik niet verloochenen

Published april 10, 2013 by

Sharon Allen was actief betrokken bij het ultra-orthodoxe Chabadcentrum 1 in Zuid-Californië. Totdat ze haar zoektocht begon naar de waarheid omtrent de Messias. Geboren in 1945 in New York City met als Hebreeuwse naam Sura Rifka en getogen in een traditioneel Joods gezin, was ik mij volledig bewust van mijn Joodse identiteit. Thuis werd de sabbat gehouden. Er werd niet gewerkt en gelukkig ook geen huiswerk gemaakt. Mijn moeder hield een kosjere keuken. Vanaf het moment dat mijn broer en ik bij de kasten en laden konden, wisten we dat je het servies voor melkproducten nooit mocht verwarren met het servies voor vleesproducten. We gingen naar een Hebreeuwse school en waren deel van de Joodse gemeenschap met al hun tradities en gebruiken. Als jong volwassene trouwde ik met een man van gelijke Joodse achtergrond. We kregen een dochter, Elisa. Toen zij nog maar een paar jaar oud was, liep ons huwelijk op de klippen. Ik verhuisde met Elisa eerst naar Los Angeles en later naar Orange Country, waar ik ging werken op een makelaarskantoor. Het werd gerund werd door mijn nieuwe en huidige echtgenoot, Ron Allen.

Zaken doen was zijn religie
Toen Ron en ik elkaar voor het eerst ontmoetten, wist hij dat ik Joods was en in een traditioneel Joods gezin was opgegroeid. Het enige wat ik van Ron wist, was dat hij protestants was. Hij sprak nooit over Jezus, het Nieuwe Testament of de kerk. Als hij dat wel had gedaan, was ik meteen weggerend. Al vanaf zijn tienerjaren was hij niet meer naar een kerk geweest. Religie was het laatste waar Ron aan dacht; zaken doen was zijn religie. Maar toen hij onze Joodse gewoontes leerde kennen, omarmde hij ze en deed ijverig mee. Door zijn warme, innemende karakter werd Ron al snel in mijn familie opgenomen. We waren actief in de Chabadbeweging en raakten gehecht aan de rabbijn, Mendel Duchman, die wij bewonderden en respecteerden. Duchman kon mensen een vernieuwde interesse geven in de Joodse levensstijl. Zijn vrouw Rochel was warm en intelligent. Ron en ik voelden ons meteen bij hen thuis.

Bekeren tot het Joodse geloof
Enkele jaren na ons trouwen werden onze gesprekken over Rons bekering tot het Joodse geloof steeds serieuzer. Ik wist dat als Ron weigerde onze toekomst op het spel stond. Voor mij was namelijk het belangrijkste dat Elisa een Joodse opvoeding zou krijgen. Die overtuiging werd vooral gevoed door een Talmoedtraktaat over rabbi Yochanon Ben Zakkai. Deze rabbijn, die in alle opzichten een wetsgetrouw en invloedrijk Joods leven had geleid, huilde op zijn sterfbed van angst om voor de Koning der Koningen te verschijnen. Hoeveel te meer moesten wij – gewone stervelingen – ons dus beijveren om het eeuwige leven te bereiken. Het stond voor mij vast dat Ron daarom in ieder geval een kosjere bekering moest ondergaan. Daarvoor is een studie van Joods leven, geschiedenis en ethiek van essentieel belang. Ik vertelde Ron over drie ceremonies, die aan zijn bekering moesten vooraf gaan: besnijdenis, mikva (ritueel reinigingsbad) en afstand doen van zijn vroegere geloof voor een Beit DIN (raad van rabbijnen).

Het is zo heidens!
Ron ging met alle ceremonies akkoord, behalve de laatste. “Jezus kan ik niet verloochenen”, zei hij. De naam van Jezus, of woorden als ‘christen’, ‘Christus’ of ‘Nieuwe Testament’ waren al die tijd niet over zijn lippen gekomen en hij was al ruim 30 jaar niet meer in een kerk geweest. En nu zou hij plotseling Jezus niet kunnen verloochenen? Ik vond het verschrikkelijk! We leefden een Joods leven, hadden geholpen met de bouw van een synagoge, ons huis werd gebruikt door de Joodse gemeenschap, onze dochter ging naar een Hebreeuwse Hogeschool, en mijn man zei dat hij geen afstand kon doen van Jezus? “Dit is te gek voor woorden”, riep ik totaal overstuur. “Je bent zo intelligent, je kunt zo logisch denken en je bent zo’n succesvol zakenman. Hoe kun je nou in zoiets heidens geloven?” Na dit gezegd te hebben overviel me plotseling een geruststellende gedachte: “Ik ga de Tenach lezen en zal binnen de kortste tijd aantonen dat Jezus nooit de Vervulling van de Joodse Bijbel geweest kan zijn”. Ik geloofde namelijk dat alles wat God ons openbaren wilde over de Messias in de Tenach te vinden zou zijn.

Jezus in de Bijbel
Die morgen, nadat Ron naar zijn werk en Elisa naar school gegaan waren, begon ik in mijn Bijbel te lezen. Ik bad tot de God van Abraham, Izak en Jakob, om me de waarheid te laten zien en Ron te helpen om Jood te worden. Ik begon op pagina één: “In den beginne…” en las bladzijde na bladzijde aandachtig door. Zo gingen dagen, weken en zelfs maanden voorbij. Ik was verbaasd dat er zoveel over de Messias in de Bijbel stond; waar Hij geboren zou worden, over Zijn leven, Zijn wonderen, maar ook over Zijn lijden en sterven. Het beangstigde mij omdat het me heel erg deed denken aan wat ik over Jezus had horen zeggen. Ik las ook over ‘Malach Ha Shem’, de Engel des HEEREN, Die geen gewone sterveling is, maar spreekt als God en de aanbidding ontvangt die alleen God toekomt. In Zijn binnenste is de onuitsprekelijke Naam van God besloten (Ex. 23:21). Daarnaast betekent de Naam ‘Jesjoea’ (Jezus) redding. Overal waar in de Bijbel en de Joodse heilige gebedenboeken ‘redding’ staat, zeggen wij Jezus’ Hebreeuwse naam ‘Jesjoea’.

God heeft een Zoon
Ik ontdekte dat de oude Joodse schrijvers erkenden dat de Messias op twee manieren werd beschreven in de Bijbel. Ze hadden zelfs namen voor Hem: ‘Moshiach Ben Yoseph’ (Messias, zoon van Jozef), de Messias als ‘Lijdende Knecht’, en Moshiach Ben David (Messias, Zoon van David), de Messias die zal komen als de veroverende held. In Spreuken 30:4 las ik zelfs dat God een Zoon heeft: “Wie is ten hemel opgeklommen, en neergedaald? Wie heeft de wind in Zijn vuisten verzameld? Wie heeft de wateren in een kleed gebonden? Wie heeft al de einden der aarde gesteld? Hoe is Zijn Naam, en hoe is de Naam van Zijn Zoon, zo gij het weet?”

Joodse commentaren
Toen ik mijn Bijbel uit had, was ik erg in de war, maar ook bang. “Sharon, hoe durf je de Bijbel te interpreteren alsof je net zoveel weet als een rabbijn”, spookte het door mijn hoofd. Ik dacht aan de passages waarin God tot de kinderen van Israël zei, dat ze Zijn woord zélf moesten horen (Deut. 4:10, 29; 11:18-20 en Jer. 29:13). Ik wist dat ik nu niet kon stoppen. Er stond teveel op het spel. Het was absurd om te denken dat een man die door de heidenen Jezus Christus werd genoemd, de Messias voor de Joden kon zijn. Ik moest vast iets over het hoofd hebben gezien! Ik herinnerde me dat de rabbijnen zeggen dat je de Bijbel niet zonder de Joodse commentaren kan begrijpen. Dus kocht ik verschillende Joodse commentaren waaronder teksten van de Babylonische Talmoed, de Encyclopaedia Judaica, de Midrash Rabba, de Messias Teksten van Raphael Patai, enz. Ik studeerde en studeerde in de hoop de sleutel te vinden die de gedachte zou ontkrachten dat die ‘Messias van de volken’ de Joodse Messias was. Maar met het groeien van het aantal boeken dat ik in huis haalde, nam mijn angst toe.

Geen zorgen
Ik besefte dat ik hulp van buitenaf nodig had. Ik belde Mendel en Rochel en vroeg of ze bij mij thuis wilden komen. Ik liet ze mijn boeken zien en vertelde dat als ik in mijn Bijbel las, ik Jezus zag. Ik vroeg Mendel om mij te helpen. Mendel zei dat ik me geen zorgen moest maken. Hij wist precies wie mij kon helpen, een professional die met mensen werkte zoals ik. Ik voelde me dankbaar en opgelucht dat ik de hulp zou krijgen die ik nodig had en bovenal de antwoorden waar ik zo wanhopig naar op zoek was. Twee avonden later werd ik gebeld door Rabbi Ben Tzion Kravitz. Ik vertelde over de achtergrond van mijn onderzoek en hoe het allemaal begon. Ik moest me geen zorgen maken, zei hij. Hij had een videoband van mensen die hun geloof in Jezus verloochenden en die zou hij meenemen. De rabbijn kwam toen mijn man uiteraard thuis was. We spraken tien uur lang over de Bijbel, de Joodse geschiedenis en tradities. Daarna volgden meer gesprekken waarbij de Talmoed, Midrasj, Targumim en vele andere commentaren opengingen, maar echt verder kwamen we niet.

Te ver heen om geholpen te worden
Ik moest maar eens gaan praten met Gerald Sigal uit New York, auteur van het boek ‘The Jewish Response to Christian Missionaries’ (Het Joodse antwoord aan christelijke zendelingen). Sigal vertelde dat het geslachtsregister van Jezus niet kon kloppen, omdat er in het Jodendom geen vrouwen in geslachtsregisters voorkomen. Ik zat met deze verklaring in mijn maag, omdat ik recent de geslachtsregisters in 1 Kronieken had gelezen waar wel degelijk vrouwen in worden genoemd. Onze gesprekken gingen nog een tijd door, totdat de heer Sigal tegen Rabbi Kravitz zei dat ik al te ver heen was om nog geholpen te kunnen worden. Boos beschuldigde Kravitz me ervan dat ik de waarheid niet echt wilde weten. Maar ik was juist wanhopig op zoek naar die waarheid en had er alles voor over om die boven tafel te krijgen!

Keerpunt in mijn zoektocht
Kort daarna werd ik gebeld door Rabbi Duchman die vertelde dat een internationaal bekende ‘deprogrammeur’, Rabbi J. Immanuel Schochet, zou spreken op de Jesjiva (Talmoedschool) van mijn dochter. Ik zei dat ik aanwezig zou zijn. Die avond werd een keerpunt in mijn zoektocht naar de waarheid. Ik had me voorgenomen om na afloop van het programma naar de rabbijn te gaan om te vragen of hij mij kon helpen. Na een vrij algemeen praatje over het Joodse gezinsleven gaf hij gelegenheid tot het stellen van vragen. Iemand vroeg hoe hij zijn kinderen kon beschermen tegen christelijke invloeden. De rabbijn antwoordde dat als in een Joods gezin de tradities gerespecteerd en nageleefd worden, de kans erg klein is dat een kind zal afdwalen. Een ander uitte zijn bezorgdheid over zendelingen die zijn kinderen over Jezus wilden onderwijzen. Weer benadrukte de rabbijn hoe belangrijk het is om de Joodse tradities thuis in ere te houden en de kinderen naar Joodse scholen te sturen. De derde vroeg wat hij moest doen als zijn kind met een vraag over de Bijbel zou thuiskomen, die hij niet kon beantwoorden. Rabbi Schochet werd zichtbaar opgewonden en schreeuwde naar het publiek: “Nooit van zijn leven zal een zichzelf respecterende Jood zich wenden tot Díe Man!” (‘Die Man’ is de aanduiding voor Jezus, om Zijn naam niet te hoeven uitspreken).

Op dat moment had ik het gevoel alsof de rabbijn het tegen mij persoonlijk had. Ik kon mij niet meer inhouden, stak mijn hand op en vroeg: “Rabbijn, wat zou u zeggen tegen iemand als ik, die de Yiddishkeit kent, het Judaïsme volgt, een Joods thuis heeft, maar toch, wanneer ze de Joodse Bijbel leest, ‘Die Man’ ziet?” Met zoveel Joodse families en rabbijnen in de zaal sloeg mijn vraag in als een bom. Er volgde een lange discussie over Yiddishkeit, Joodse gewoonten, de Bijbel en andere onderwerpen.
Tegen middernacht, toen de rabbijn de discussie wilde beëindigen, beweerde hij tot slot iets te gaan zeggen, dat mij en alle anderen ervan zou overtuigen dat Jezus niet de beloofde Messias kon zijn. Hij schreeuwde tegen het publiek dat Jezus aan het kruis godslastering had gepleegd. En op een boze, spottende toon citeerde de rabbijn Jezus’ woorden: “Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?” Ik verafschuwde de manier waarop Schochet deze woorden uitsprak en dat hij Jezus beschuldigde van godslastering. Ik zei hem dat Jezus deze woorden op een heel andere manier, bijvoorbeeld klaaglijk of smekend, zou kunnen hebben gezegd. Maar Schochet weigerde om het van mijn standpunt te zien. Ik vond het verbazingwekkend dat de rabbijn in zijn boosheid blijkbaar vergat, dat Jezus’ uitspraak aan het kruis kwam van onze eigen geliefde koning David in Psalm 22. En zou een Jood ooit durven beweren dat David godslastering had gepleegd? Die avond vertelde ik mijn man en dochter: “Ik heb geen twijfel meer … Jezus is mijn Joodse Messias”.

Voetnoot: 1 – De Chabadbeweging is een wereldwijde organisatie die het Judaïsme en het Joodse leven bevordert en voorziet in onderwijs daarover.
(bovenstaande getuigenis is eerder verschenen in IB Magazine van Stichting Israël en de Bijbel, zie ook:www.ibmagazine.nlen www.israelendebijbel.nl