Hoog spel

Published april 10, 2013 by

“Ik beroep mij op de keizer!” Handelingen 25:11

Schriftlezing – Handelingen 25:11
“Festus hield dan zijn intocht in zijn provincie en ging drie dagen later van Caesarea naar Jeruzalem. En de overpriesters en de voornaamsten der Joden dienden klachten tegen Paulus bij hem in, en verwachtten van hem een gunst ten nadele van Paulus, verlangende, dat hij hem naar Jeruzalem zou laten komen, daar zij een aanslag smeedden om hem onderweg om te brengen. Doch Festus antwoordde, dat Paulus te Caesarea in bewaring bleef en dat hij zelf binnenkort (daarheen) zou vertrekken. Laten dan, zeide hij, zij, die onder u bevoegd zijn, medereizen en, als er iets onbehoorlijks in deze man is, hem beschuldigen. En na een verblijf bij hen van niet meer dan acht of tien dagen vertrok hij naar Caesarea, zette zich de volgende dag op de rechterstoel en beval Paulus vóór te brengen. En toen hij vóórkwam, omringden hem de Joden, die uit Jeruzalem gekomen waren, en brachten vele zware beschuldigingen in, die zij niet konden bewijzen, terwijl Paulus zich aldus verdedigde: Ik heb noch tegen de wet der Joden noch tegen de tempel, noch tegen de keizer iets misdreven. Maar Festus, die de Joden een gunst wilde bewijzen, antwoordde en zeide tot Paulus: Wilt gij naar Jeruzalem gaan en dáár in mijn bijzijn terechtstaan in deze zaak? En Paulus zeide: Ik sta voor de keizerlijke rechtbank, en dáár moet ik terechtstaan. Tegen de Joden heb ik niets misdreven, gelijk ook gij zeer wel inziet. Indien ik echter schuldig ben en een halsmisdaad gepleegd heb, verzet ik mij niet tegen een doodvonnis; maar indien er niets waar is van datgene, waarvan dezen mij betichten, dan kan niemand mij bij wijze van gunst aan hen uitleveren: ik beroep mij op de keizer! Toen antwoordde Festus, na overleg met zijn Raad: Op de keizer hebt gij u beroepen, naar de keizer zult gij gaan!”

Boodschap:
Dit gedeelte sluit aan bij vorige besprekingen. Paulus werd van de ene autoriteit naar andere gesleept. De Joodse leiders hadden vast besloten Paulus niet meer los te laten nu hij eenmaal in handen van de Romeinen was. Ze hoopten hem daar los te krijgen om met hem af te rekenen. Er is ook sprake van machtsverhoudingen waar Paulus speelbal van was. Het ging om het machtsevenwicht tussen Romeinen en Joden. De Romeinen hadden alle militaire middelen tot hun beschikking om Israël onder de duim te houden. Maar, de Romeinen vreesden voor godsdienstige conflicten met de Joden. Er kon makkelijk strijd kon ontbranden, die met militaire middelen niet in de hand was te houden. Van beide zijden probeerde men het evenwicht te bewaren en tegelijk eigen belang voorrang te geven. In dit gebeuren was Paulus de speelbal. Maar zelf stond hij hier volkomen buiten. Hij verkondigde het Evangelie. Bij de confrontaties tot nu toe, tussen Joden en Romeinen, kregen de Joden hun zin niet, en de Romeinen hielden de Joden aan het lijntje. Ze durfden Paulus niet loslaten om grote problemen te voorkomen. Maar de spanning liep steeds verder op en moest een keer tot een uitbarsting komen. Dat moment was hier aangebroken.

“En toen hij vóórkwam, omringden hem de Joden, die uit Jeruzalem gekomen waren, en brachten vele zware beschuldigingen in, die zij niet konden bewijzen, terwijl Paulus zich aldus verdedigde: Ik heb noch tegen de wet der Joden noch tegen de tempel, noch tegen de keizer iets misdreven. Maar Festus, die de Joden een gunst wilde bewijzen.”,
Handelingen 25:7-9a

Juridisch stond Paulus ijzersterk maar politiek was hij erg kwetsbaar. Er werd vriendjes politiek bedreven waarbij Paulus aan het kortste eind zou trekken. De Joden moesten en zouden hem in hun macht krijgen; de Romeinen wilden van hem af. Zij hadden geen enkel belang bij Joods godsdienstige meningsverschillen. Die konden hen alleen maar in de problemen brengen. Het onderscheid tussen Joden en christenen was hun volkomen onbekend en interesseerde hen niet. Hier brak het kritieke moment aan, dat Paulus in hoger beroep ging.

Daarop reageerde de landvoogd:
“En Paulus zeide: Ik sta voor de keizerlijke rechtbank, en dáár moet ik terechtstaan. Tegen de Joden heb ik niets misdreven, gelijk ook gij zeer wel inziet. Indien ik echter schuldig ben en een halsmisdaad gepleegd heb, verzet ik mij niet tegen een doodvonnis; maar indien er niets waar is van datgene, waarvan dezen mij betichten, dan kan niemand mij bij wijze van gunst aan hen uitleveren: ik beroep mij op de keizer!”
Handelingen 25:10-11

Na overleg met zijn Raad, ontlokte Paulus’ uitspraak aan de landvoogd de opluchting,
“Op de keizer hebt gij u beroepen, naar de keizer zult gij gaan!”
Handelingen 25:12

Met één klap was hij zowel van Paulus als van de Joden af, en dat alles zonder problemen. Hij waste zijn handen in onschuld, nou ja… Hier stuiten we op het goddelijke aspect van de realiteit. Zowel de Joden als de Romeinen beseften niet, dat zij meewerkten om Gods plan uit te voeren doordat Paulus naar Rome zou gaan om zich tegenover de Keizer zelf te verantwoorden. Langs deze weg ging de deur open voor de verkondiging van het Evangelie aan het keizerlijk hof. Er is ook een menselijk aspect aan de realiteit. Misschien kijken sommigen wat vreemd aan tegen de uitspraak van Paulus, dat hij zich ter verdediging van zijn persoon op de goddeloze en misdadige Keizer beriep.

Toen Paulus al eerder door de Romeinen in hechtenis was genomen had God tegen Paulus gezegd,
“En de volgende nacht stond de Here bij hem en zeide: Houd moed, want zoals gij te Jeruzalem van Mij getuigd hebt, moet gij ook te Rome getuigen.”
Handelingen 23:11

Gods leiding achter de schermen en Paulus’ beroep op de Keizer vielen hier volmaakt samen. De apostel Paulus is een voorbeeld van gehoorzaamheid aan God en Zijn leiding. Hij wist van tevoren niet, hoe alles in details zou verlopen. Het enige dat hij wist, was dat hij naar Rome moet gaan. Hoe het allemaal in werk zou gaan, wist hij niet, maar hij gehoorzaamde, vertrouwde op God en liet zich leiden. Vroeger was het bepaald niet altijd makkelijk. In dit opzicht is er niets veranderd. Dikwijls vragen wij ons af, of het echt niet anders kan. Gods kinderen mogen weten, dat hun hemelse Vader de zaak in handen heeft en houdt. Ook als wij niet begrijpen hoe alles in zijn werk zal gaan, Hij ziet het einddoel. Door de vele bochten en kronkels op de levensweg, kunnen wij het traject niet overzien. Hij wel.

Daarom mogen we zingen:
“Heer, ‘k vertrouw U, Heer, ’k vertrouw U, wees Gij Mijn Gids.”

Amen.

Drs. K. van Berghem (deze preek is afkomstig van www.oncedelivered.org op deze website kunt u meerdere preken van Drs. Van Berghem lezen en beluisteren).