De Schaapspoort

Published januari 9, 2016 by

Nehemia 3: de poorten…

Vs.3:1 “Toen maakte de hogepriester Eljasib zich gereed met zijn broeders, de priesters, en zij herbouwden de Schaapspoort. Zij heiligden haar en brachten de deuren aan; zij heiligden haar, en daarnevens de Meatoren en de Chananeltoren.”

De Schaapspoort
De Schaapspoort is bij uitstek in type het beeld van de Here Jezus. De Schaapspoort was aan de noordoostzijde van Jeruzalem. In de nabijheid daarvan was het bad Betesda (Joh.5:2). Van de Schaapspoort uit maakten de hogepriester Eljasib met zijn broers de Meatoren en de Chaneltoren.

Opmerkelijk is de formulering “zij heiligden haar”, die twee keer voorkomt in dit vers. Deze uitdrukking markeert de bijzondere functie van het herbouwde Schaapspoortcomplex. Dit poortcomplex vormt de toegang vanuit het noordoosten naar het tempelcomplex en tot de woningen van de priesters en de gebouwen die onmiddellijk ten dienste staan aan de eredienst in de tempel. Deze poort was daarom van het allergrootste belang, zeker wanneer we bedenken, dat ook de offerdieren – Schaapspoort! – door deze poort naar binnen werden gebracht. Wanneer de priesters dit gebied heiligen, betekent dat in eerste instantie dat dit weer geschikt is voor religieuze doeleinden. Is het toevallig dat de Schaapspoort als eerste wordt genoemd? De hogepriester Eljasib met zijn broeders, de priesters, bouwden daaraan, opdat de terugkeer tot God zou kunnen plaatsvinden om dan weer de sfeer van de gemeenschap met het volk van de Here en met God te kunnen genieten, zoals we lezen in 1Joh.1:3-4. En dat is alleen mogelijk door de Here Jezus Christus: de Schaapspoort; de Deur tot deze afgezonderde gemeenschap. In type zien wij hier dus de Here Jezus voorgesteld, die in Joh.10:9 gezegd heeft: Ik ben de deur en in vers 7 van dat hoofdstuk staat: Ik ben de deur der schapen. De Here Jezus is de ware Deur voor de schapen en wie door Hem naar binnengaat zal behouden worden. Ja, meer nog, die zal ingaan en uitgaan en weide vinden.

De poorten
Een poort is in type een beeld en kenmerk van de Here Jezus. Hij is de Persoon met wie wij mogen ingaan en uitgaan. De poort is ook een beeld van de gelovige die uittrekt naar de wereld. Jeruzalem had twaalf poorten: de Aspoort, de Bronpoort, de Waterpoort, de Efraïmpoort, de Oude Poort, de Vispoort, de Schaap¬spoort, de Dalpoort, de Paardenpoort, de Oostpoort, Wachtpoort en Gevangenpoort. Het Nieuwe Jeruzalem heeft ook twaalf poorten, drie naar elke windrichting. Jes.60:18 zegt dat onze poorten Lof heten. De poorten waardoor we binnen komen in deze stad heten Lof. In de grondtekst staat hier het woord ‘Tehillah’. Tehillah is een bijzondere vorm van lofprijzing, want het is de lofprijzing waar God zelf in woont en waar Hij op troont.

Ps.22:4 “Nochtans zijt Gij de Heilige, die troont op (woont in) de lofzangen (tehillah) Israëls”. Deze lofprijzing (= uitspreken wie God is), wordt geleidt door Heilige Geest. Dat is het bijzondere van de Tehillah lofprijzing. Wanneer wij beginnen om God groot te maken en onze woorden stamelen, dan komt de Heilige Geest ons te hulp en begint Hij onze mond te vullen met woorden van lofprijzing. Wanneer wij ons uitstrekken om Jezus te loven, om de Vader te prijzen, dan komt Heilige Geest. De Heilige Geest wil daar zijn waar de lofprijzing opgezonden wordt en waar de liefde voor Jezus wordt uitgesproken of gezongen. Hij komt niet alleen, Hij neemt actief deel aan de lofprijzing en geeft de woorden in onze mond.

2 Sam.23:2 “De Geest des Heren spreekt door mij, zijn woord is op mijn tong”.

Ps.45:1-2 “Een leerdicht; een lied der liefde. Mijn hart trilt van blijde woorden, ik draag mijn gedicht een koning voor, mijn tong is de stift van een vaardig schrijver”.

Ps.66:17 “Nauwelijks had ik met mijn mond tot Hem geroepen, of er was een lofzang onder mijn tong”.

Onze poorten
In hoofdstuk 1 zien we dat de overgeblevenen in grote ellende en in versmaadheid waren. Bovendien dat de muur van afzondering van alles wat rondom hen was, verscheurd was. En dat de poorten om te sluiten voor alles wat binnen wilde dringen met vuur verbrand waren (1:3). overeenkomst met de dagen waarin Nehemia leefde. De Gemeente, het getuigenis van God, is erg vervlakt. De officiële christenheid heeft zich in veel opzichten met de wereld verbonden, velen hebben voor zich de muur van afzondering neergehaald en door menselijke ideeën een deel van de poorten verbrand. Hoe is het met onze poorten? Zijn ze net zoals die van Jeruzalem door het vuur van de wereld verbrand? Komen de invloeden van de maatschappij, de televisie het nieuws, de meningen van mensen zo maar binnen? Of hebben we controle over de poorten en zijn er tijden waarop we onze poorten sluiten en ons terug trekken binnen het heil, om in te gaan in de rust van de Heer? Wie bepaalt of iets onze muren binnenkomt? Zijn wij dat? Hebben we de moed om de poorten te sluiten, bijv. door de televisie uit te zetten, wanneer wij dat willen?

Hebben wij ook de moed en het verlangen om de poorten te openen en uit te gaan naar de wereld om ons heen? Zijn we in staat om, onder onze begeleiding, de wereld door lofprijzing binnen te laten in onze stad? Om mensen te laten ervaren wat de bescherming van het Heil is en de grootsheid van de stad van God, de tempel van de Heilige Geest. Of verbergen wij ons achter de muren van het heil en zijn we religieuze gevangen achter onze eigen muren. Het is de bedoeling dat we ingaan en uitgaan en weide vinden.

Kees Langendijk