De Here Jezus verandert water in wijn

Published oktober 20, 2014 by

“De Here Jezus verandert water in wijn” (Joh.2:1-11)
1 En op de derde dag was er een bruiloft te Kana in Galilea en de moeder van Jezus was daar; …
Tot op de dag van vandaag trouwen joodse stelletjes graag op dinsdag. Want op de derde scheppingsdag staan de woorden ‘zaad’ en ‘vruchten’ centraal. Het gaat dus om de vruchtbaarheid, èn omdat de Eeuwige alleen op deze dag twee keer zei dat het goed was. Dit eerste wonder op de derde dag wijst heen naar het laatste wonder van Zijn opstanding op de derde dag.

2 … en ook Jezus en zijn discipelen waren ter bruiloft genodigd.
De Here Jezus op een bruiloft? Ja zeker! Hij is niet alleen de God van de bijbelstudie en van de kerkdienst, maar ook van de alledaagse dingen. Dat maakt het leven zo waardevol en zo kleurrijk. Hij verlangt ernaar dat we Hem betrekken in alle dingen van ons leven. Het is prachtig dat het bruidspaar hun huwelijk mèt de Here Jezus willen starten.

3 En toen er gebrek aan wijn kwam, zeide de moeder van Jezus tot Hem: Zij hebben geen wijn.
Naar joods gebruik duurde zo’n bruiloft een week. Zeven dagen lang moest de wijn vloeien, als symbool van overvloed waaraan geen einde komt. Van tevoren werd ervoor gezorgd dat er tijdens het feest genoeg wijn kon worden geschonken. Dat was een kwestie van gastvrijheid. Groot was daarom de verlegenheid van het bruidspaar toen de wijn toch opraakte. De moeder van de Here Jezus trok zich dit aan. Meteen probeerde zij de toestand te redden door de hulp van haar Zoon in te roepen. In dit vers schuilt een geestelijke les. Maria ging tot Jezus en vertelde Hem van hun noden (= gebed). Maria deed verder niets, omdat ze wist dat alleen de Here Jezus wist hoe Hij moest handelen (=afhankelijkheid). Gebed en afhankelijkheid zijn onafscheidelijk.

4 En Jezus zeide tot haar: Vrouw, wat heb Ik met u van node? Mijn ure is nog niet gekomen.
We moeten ons niet vergissen door te denken dat Jezus hier zijn moeder beledigt. We kunnen de oorspronkelijke tekst als volgt vertalen: ‘Vrouw, wat hebben wij in deze aangelegenheid gemeenschappelijk?’ Hij drukt daarmee uit dat zijn Vader in de hemel de leiding heeft. Hij moet de wil van zijn Vader doen. Ook moet Hij dat op zijn tijd doen. Vandaar dat Hij zegt: ‘Mijn ure is nog niet gekomen.’ Hij moet wachten op Gods tijd om dan op Gods wijze Gods wil te doen. Maria moet in zekere zin eenzaam zijn geweest. Jozef is blijkbaar al vroeg gestorven en haar andere kinderen geloven niet in Jezus (Joh.7:5). Zij kunnen niet omgaan met uitspraken van hun broer als: ‘Jullie zijn van beneden, Ik ben van boven. Jullie zijn van deze wereld; Ik ben niet van deze wereld’ (Joh.8:23). Inderdaad, dat vinden zij ook: Jezus is echt niet van deze wereld. Ze hebben Hem voor gek verklaard (Marc.3:21). Hoe moeilijk moet dit alles voor Maria zijn geweest, met zoveel ‘waaroms’ in haar hart. De natuurlijke band tussen Hem en zijn moeder is veranderd. Hij is niet langer de zoon van zijn moeder, maar de Zoon des mensen (Joh.1:52), de Zoon van God (Joh.1:50). Maria moet leren op een andere manier te kijken naar Jezus, wat haar andere kinderen in eerste instantie niet is gelukt. Maria moet leren haar zoon als Heer te zien.

5 Zijn moeder zeide tot hen, die bedienden: Wat Hij u ook zegt, doet dat!
De vraag is hoe Maria de woorden van Jezus zal hebben verwerkt. Welk effect heeft dit op haar gevoelsleven gehad? Vanuit haar reactie krijgen we niet de indruk dat ze verontwaardigd was. Immers, we lezen dat ze na deze ‘terechtwijzing’ naar de bedienden gaat en zegt: ‘Wat Hij u ook zegt, doet dat!’ Ze handelt vanuit een rotsvast vertrouwen. Ze weet dat Hij bezig is met de dingen van de Vader. Deze woorden doen ons ook denken aan Jozef, als type van de Here Jezus. Toen de hongersnood kwam zei de Farao: “Gaat tot Jozef; doet wat hij u zegt” (Gen.41:55).

6 Nu waren daar zes stenen watervaten neergezet volgens het reinigingsgebruik der Joden, elk met een inhoud van twee of drie metreten.
De watervaten stonden er ‘volgens de reinigingsvoorschriften’. Daarbij zullen we in dit verband moeten denken aan het wassen van de handen voordat men aan tafel ging (Matt.15:2,3; Marc.7:3 e.v.). Ongewassen handen zijn gelijk aan onreine handen (Marc.7:2). Het waren grote vaten, samen zo’n 600 liter of te wel 800 hedendaagse wijnflessen.

7 Jezus zeide tot hen: Vult de vaten met water. En zij vulden ze tot de rand.
De bedienden zullen van de opdracht best wel vreemd hebben opgekeken. Maar Maria had hun op het hart gedrukt iets ook te doen, als het hun vreemd zou voorkomen. Ze deden stipt wat de Here Jezus gezegd heeft en vulden de vaten tot de rand. Volgen wij de Heer in niet voor de hand liggende zaken?

8 En Hij zeide tot hen: Schept nu en brengt het aan de leider van het feest. En zij brachten het.
De dienaren kregen van de Here Jezus nóg een aanwijzing: ‘Schept nu uit!’. Wij kunnen er ons van verzekerd houden, dat al die wijn niet bestemd was om op dit feest helemaal opgedronken te worden, want de gasten hebben daarvóór al heel wat gehad. Maar nu kon er met vreugde worden geput uit de gegeven overvloed. Wel moest eerst nog officieel worden vastgesteld dát deze verandering van water in wijn had plaatsgevonden. Dit kon het beste gebeuren door het hoofd van de dienaren, de ceremoniemeester. Bovendien kon hij optreden als onverdacht getuige, omdat hij helemaal onkundig was van het gebeurde.
De wijn is in de Bijbel een beeld van dat wat het hart van God en mensen verheugt (Ri9:13; Ps.104:15). Ze hebben geen wijn, de vreugde is op, de blijdschap is weg. Maar de Here Jezus verschijnt en Hij openbaart Zijn heerlijkheid. Water spreekt van reiniging, wijn spreekt van vreugde. Waar ware reiniging heeft plaatsgehad, kan Christus vreugde schenken. Voor de Here Jezus Zelf was het duidelijk, dat Zijn ‘uur’ was gekomen.

9 Toen nu de leider van het feest het water proefde, dat wijn geworden was (en hij wist niet, waar deze vandaan kwam, maar de bedienden, die het water geschept hadden, wisten het) riep de leider van het feest de bruidegom, en hij zeide tot hem: …
De Here Jezus verandert water in wijn. Wat kleurloos is geeft Hij kleur, en wat smaakloos is, geeft Hij smaak. Maar dan moeten we Hem wel toelaten in ons leven, net zoals Hij toen op de bruiloft was. Het water vertegenwoordigt de reinigingsgebruiken uit het Oude Verbond (vs.6) en staat in tegenstelling tot de wijn, die Jezus geeft in het Nieuwe Verbond. Daarom is dit eerste teken in het bijzonder een heenwijzing naar Jezus’ offer op Golgota.

10 Iedereen zet eerst de goede wijn op en als er goed gedronken is, de mindere; gij echter hebt de goede wijn tot dit ogenblik bewaard.
Dit vers geeft een beeld van wat de wereld biedt tegenover dat wat de Here Jezus biedt. De wereld met haar verleidingen lijkt vreugde te bieden maar deze vreugde is van korte duur en verwordt tot bitterheid, teleurstelling, verdriet en de dood. Maar zoals in deze geschiedenis de beste wijn voor het laatst bewaard is, zo doet de Heer dat ook voor en bij ons. Als wij jong zijn, kunnen wij denken dat de mooiste tijd voor ons ligt. Als wij oud geworden zijn, kunnen wij denken , dat de mooiste tijd achter ons ligt. Maar de mooiste tijd ligt voor het kind van God altijd vóór hem. Het mooiste komt nog. De Heer heeft het mooiste voor het laatst bewaard. De eeuwige heerlijkheid in de hemel is zo bijzonder, dat wij ons geen voorstelling kunnen maken van de heerlijkheid die ons daar wacht.

11 Dit heeft Jezus gedaan als begin van zijn tekenen te Kana in Galilea en Hij heeft zijn heerlijkheid geopenbaard, en zijn discipelen geloofden in Hem.
Wat de Here Jezus doet op de bruiloft is een teken, dus het verwijst ergens naar. Het is heel mooi om te zien wat de Heer daar doet. Want wat doet Hij? Waarom gebruikt Hij niet gewoon wijnvaten om daar wijn in te maken, zoals je zou verwachten? Omdat de Here Jezus met dit teken laat zien wat Hij komt doen op aarde. De watervaten zijn een beeld van het oude verbond, waarin uiterlijke en herhaalde reiniging moest plaatsvinden. Dat gaat de Heer veranderen in een nieuw verbond, waarin het vergieten van zijn bloed blijvende verzoening bewerkt: het water van het oude verbond verandert in de wijn van het nieuwe verbond, als een teken van wat er gaat komen. En zo is dit feest ook een vooruitzien naar het komende bruiloftsmaal (Op.19), het feest van de voltooiing van Gods plan. Heeft U de uitnodiging aangenomen?

Kees Langendijk